Actueel
Dionne Stax krijgt opmerkingen over haar outfit
In de wereld van televisie draait het allang niet meer alleen om wat er wordt gezegd — het gaat net zo goed om wie het zegt en vooral hoe die persoon eruitziet. De verpakking van de boodschap is minstens zo belangrijk als de inhoud, en in het oog van het grote publiek wegen stijl, uitstraling en lichaamstaal vaak zwaarder dan de feiten. Het is een ongeschreven regel die vooral vrouwelijke presentatoren raakt. Zij worden keer op keer beoordeeld op hun uiterlijk, hun kledingkeuze en hun voorkomen, veel meer dan hun mannelijke collega’s.

Een van de bekendste voorbeelden hiervan in Nederland is Dionne Stax. Jarenlang was zij een vertrouwd gezicht bij het NOS Journaal en inmiddels heeft ze haar plek veroverd in de bredere mediawereld. Dionne is geliefd om haar rustige manier van presenteren, haar heldere uitleg en de professionele rust die ze uitstraalt. Toch is haar uiterlijk al die tijd een vast onderwerp van gesprek gebleven. Niet omdat het schreeuwerig of opzichtig is, maar juist omdat het altijd nét genoeg opvalt om aandacht te trekken.

Dionne staat bekend om haar stijlvolle, ingetogen garderobe. Ze kiest voor goed gesneden blouses, klassieke jurken en neutrale kleuren die haar uitstraling van betrouwbaarheid versterken. Haar kleding is verzorgd, modern en professioneel — precies wat je zou verwachten van een presentator die serieus genomen wil worden. Toch blijkt dat zelfs deze ingetogen stijl de aandacht trekt, en dan niet alleen op positieve wijze.

Zo ontstond er recent nog ophef toen Dionne op televisie verscheen in een eenvoudige, aangesloten trui. Geen opzienbarend kledingstuk, geen extravagante kleuren of opvallende patronen — gewoon een nette trui. Toch leidde dit tot een stortvloed aan reacties op sociale media. De meningen waren verdeeld. Sommige kijkers prezen haar uitstraling en vonden het verfrissend dat ze zich niet krampachtig aan ouderwetse kledingnormen hield. Anderen vonden het “onprofessioneel” en vroegen zich af of de trui wel passend was voor een serieuze nieuwsuitzending.

Deze discussie zegt meer over ons als samenleving dan over Dionne. Waarom is het bij vrouwen in de media nog altijd zo moeilijk om uiterlijk los te koppelen van professionaliteit? Waarom zien we een man in een strak pak als de norm, terwijl een vrouw in een keurig aansluitend kledingstuk al snel ‘te’ wordt gevonden? Het laat een diepgeworteld patroon zien waarin vrouwen structureel worden beoordeeld op basis van hun uiterlijk — vaak voordat er ook maar één woord is gesproken.

Toch laat Dionne zich niet van de wijs brengen. In interviews heeft ze meerdere keren aangegeven dat ze zich kleedt op een manier die bij haar past. Niet om te provoceren, niet om aandacht te trekken, maar gewoon omdat het goed voelt. En die houding maakt haar juist zo krachtig. Ze kiest bewust, maar laat zich niet leiden door de grillen van het publiek. Daarmee laat ze zien dat je je eigen koers kunt varen — ook in een wereld waarin iedereen altijd iets van je vindt.

Deze discussie is overigens niet nieuw. Andere presentatrices hebben zich in het verleden ook uitgesproken over de oneerlijke aandacht voor hun uiterlijk. Astrid Kersseboom, voormalig NOS-nieuwslezer, gaf ooit aan dat vrouwen het op televisie nooit goed kunnen doen: “Als je opvalt, is het niet goed. Als je onopvallend bent, is het saai.” Die dubbelheid maakt het lastig voor vrouwelijke mediaprofessionals om gewoon hun werk te doen zonder voortdurend onderwerp van gesprek te zijn.

Toch speelt kleding in de media een belangrijke rol — niet als afleiding, maar als onderdeel van iemands persoonlijke presentatie. Ook voor Dionne is het een vorm van expressie, zonder dat het ten koste gaat van de inhoud. Haar stijl is subtiel, krachtig en doordacht. Ze kiest voor kleding die haar persoonlijkheid versterkt, niet overschaduwt. En juist daardoor komt haar boodschap sterker over.

Het probleem zit hem dus niet in wat Dionne draagt, maar in hoe wij als kijkers naar haar — en andere vrouwen op televisie — kijken. Er ligt een collectieve verantwoordelijkheid om die blik te verruimen. Om niet te blijven hangen in oppervlakkige oordelen, maar door te vragen: waar gaat het écht om? Wat zegt iemand, hoe zegt iemand het, en welke impact heeft dat? Dát zou de kern moeten zijn van ons oordeel over presentatoren, ongeacht hun geslacht.

De mediawereld verandert langzaam, maar er is nog een lange weg te gaan. Zolang vrouwelijke presentatoren op hun kleding worden afgerekend en mannelijke collega’s daar vrij spel in hebben, blijft het een ongelijke strijd. Maar vrouwen als Dionne Stax laten zien dat je die strijd ook op je eigen manier kunt voeren. Niet door de confrontatie op te zoeken, maar door standvastig te blijven in wie je bent en wat je uitstraalt.

Als kijkers hebben we de kans om die verandering mee vorm te geven. Door verder te kijken dan kleding, door meer waarde te hechten aan inhoud dan aan uitstraling. En door te erkennen dat stijl en professionaliteit prima hand in hand kunnen gaan.

Dionne Stax is daar het levende bewijs van. Ze is stijlvol én inhoudelijk sterk. Ze laat zien dat je als vrouw op televisie niet hoeft te kiezen tussen ernst en elegantie. Haar kledingkeuzes zijn nooit bedoeld om te choqueren, maar om te ondersteunen wie ze is: een professional met hart voor haar vak. Een vrouw die weet wat ze doet — en dat met overtuiging brengt.

De volgende keer dat iemand begint over wat Dionne Stax aanheeft, stel dan deze vraag: wat heeft ze eigenlijk gezegd? En als je het antwoord daarop niet weet, is het misschien tijd om beter te luisteren — in plaats van alleen te kijken. Want uiteindelijk gaat het niet om de stof, maar om de inhoud. En die is bij Dionne altijd meer dan de moeite waard.
Actueel
Nieuw plan Rob Jetten roept enorme weerstand op in het hele land: ”Waar stopt dit”

Rob Jetten wil straatverlichting dimmen: waarom zijn voorstel zoveel losmaakt in Nederland
Het debat over energie, duurzaamheid en de toekomst van ons stroomnet bereikt steeds vaker de dagelijkse leefomgeving van Nederlanders. Waar de energietransitie lange tijd draaide om grote windparken, zonnepanelen en internationale klimaatdoelen, schuift die discussie nu steeds zichtbaarder richting maatregelen die bewoners direct raken. Een van de meest besproken voorstellen van dit moment komt van D66-leider Rob Jetten, die onlangs opperde om in heel Nederland de straatverlichting in de avonduren te dimmen of op rustige momenten zelfs (deels) uit te schakelen.

De gedachte daarachter is volgens Jetten eenvoudig: als Nederland slimmer met energie omgaat, kunnen we het overbelaste stroomnet ontlasten en tegelijkertijd het bewustzijn vergroten over ons eigen energieverbruik. Maar wat voor de één klinkt als een praktische stap in een groter duurzaamheidsplan, voelt voor de ander als een directe aantasting van veiligheid, leefbaarheid en comfort.
Het voorstel leidde binnen enkele uren tot een vloedgolf aan reacties. Zowel online als in lokale gemeenteraden werd fel gediscussieerd over de vraag: kan je zomaar het licht in de openbare ruimte terugschroeven?
In deze uitgebreide analyse zetten we de achtergronden, reacties, zorgen én mogelijke oplossingen op een rij.

Waarom straatverlichting volgens Jetten op tafel ligt
Rob Jetten, die zich tijdens zijn politieke loopbaan heeft ontpopt tot een van de meest zichtbare voorstanders van een duurzame toekomst, benadrukt dat Nederland op een belangrijk kruispunt staat. De vraag naar elektriciteit stijgt razendsnel, onder meer door de groei van elektrische auto’s, warmtepompen, datacenters en industrieën die overstappen op elektrisch produceren.
Het stroomnet raakt daardoor steeds voller. Op sommige plekken zijn er al wachtlijsten voor bedrijven, sportclubs en woningprojecten die willen aansluiten.
Volgens Jetten is het daarom noodzakelijk om te kijken waar op korte termijn ruimte gecreëerd kan worden:
-
zonder ingewikkelde procedures,
-
zonder miljardeninvesteringen,
-
en zonder ingrijpende verbouwingen.
Openbare verlichting vormt daarbij een interessant puzzelstuk. In Nederland staan ruim 3,5 miljoen lichtmasten, die samen verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van het energiegebruik van gemeenten.
Dat betekent volgens Jetten niet dat het licht overal en altijd uit moet. Hij pleit voor slimme verlichting: fel waar nodig, gedimd waar mogelijk.

“Het gaat niet om besparen om het besparen,” benadrukte hij. “Het gaat om bewust omgaan met energie op momenten dat het net overbelast is.”
Hij wijst erop dat veel gemeenten al experimenteren met sensoren, dimschema’s en energiezuinige LED-verlichting. In sommige dorpen gaat het licht automatisch feller branden zodra er iemand langsloopt; op andere plekken wordt verlichting ’s nachts al deels gedimd.
Toch vindt Jetten dat dit niet langer afhankelijk mag zijn van individuele gemeenten: er moet een landelijke strategie komen.

De zorgen van burgers: ‘Een donkere straat voelt niet veilig’
Waar Jetten vooral kijkt naar duurzaamheid en het efficiënt inzetten van energie, klinkt bij veel Nederlanders een heel andere zorg: veiligheid.
1. Onveiligheidsgevoel
Vooral vrouwen, ouderen en ouders van tieners spreken zich daar duidelijk over uit. Donkere straten worden al snel geassocieerd met onoverzichtelijke situaties, minder zicht en een groter gevoel van kwetsbaarheid.
Het gaat daarbij niet alleen om daadwerkelijke risico’s, maar vooral om het gevoel dat ontstaat wanneer een buurt minder verlicht is.
“Je voelt je gewoon minder
prettig in het donker,” schrijft een gebruiker op X.
“Hoe leg ik mijn dochter van 15 uit dat ze voortaan door donkere
straten naar huis moet fietsen?”
2. Verkeersveiligheid
Verkeersdeskundigen wijzen daarnaast op de gevaren van te weinig licht op:
-
rotondes
-
kruispunten
-
fietspaden
-
oversteken
-
landelijke wegen zonder vangrails
Nederland is een fietsland, en goede zichtbaarheid is een belangrijk onderdeel van verkeersveiligheid. Vooral in de herfst- en wintermaanden, wanneer veel scholieren vroeg vertrekken en laat thuiskomen, kan dimmen volgens experts tot verwarrende of gevaarlijke situaties leiden.
Een verkeersonderzoeker uit
Utrecht verwoordde het zo:
“Het is een begrijpelijke maatregel vanuit energiebesparing, maar
we moeten ontzettend voorzichtig zijn. Je wilt geen risico dat te
voorkomen was.”
Is de energiewinst wel zo groot?
Een andere lijn van kritiek richt zich op de vraag of deze maatregel überhaupt veel oplevert. Straatverlichting zou volgens sceptici maar een klein deel zijn van het totale energieverbruik in Nederland.
Critici noemen het daarom symboolpolitiek: zichtbaar, maar niet substantieel.
Waarom, zo vragen zij, ligt de focus op:
-
gezinnen,
-
woonwijken,
-
dorpen en steden,
terwijl energie-intensieve sectoren zoals industrie, datacenters, agrarische bedrijven en luchtvaart minder vaak onderwerp zijn van dergelijke maatregelen?
De kritiek komt neer op één
vraag:
Wordt de
verantwoordelijkheid eerlijk verdeeld?
Jetten reageerde daarop door te zeggen dat de energietransitie een gezamenlijke inspanning is, waarbij zowel grote als kleine maatregelen bijdragen aan het geheel.
Experts vragen om nuance: niet overal hoeft het licht aan te blijven
Hoewel veel Nederlanders moeite hebben met het voorstel, klinkt er ook constructieve feedback.
Locatiegebonden verlichtingsplannen
Steeds meer experts pleiten voor een gebiedsgerichte aanpak. Niet elke straat hoeft dezelfde hoeveelheid licht. Mogelijke plekken waar dimmen wél verantwoord kan zijn:
-
lege parkeerplaatsen na 22.00 uur
-
industrieterreinen buiten werktijden
-
fietspaden met sensoren die licht aanzetten bij beweging
-
sportcomplexen die ’s nachts gesloten zijn
-
parken waar geen doorstroom is
Deze aanpak wordt in delen van Duitsland en Scandinavië al toegepast.
Slimme technologie als alternatief
Nederland loopt technisch voorop en beschikt over:
-
LED-lampen die 90% minder energie verbruiken dan oude lampen
-
sensoren die licht automatisch laten oplichten bij beweging
-
slimme lantaarnpalen die onderling communiceren
Volgens ingenieurs is het zelfs mogelijk om verlichting volledig te laten reageren op het aantal voorbijgangers, de verkeersdrukte en weersomstandigheden.
De vraag is dus niet óf er bespaard kan worden, maar hoe dat kan zonder dat mensen zich onveilig voelen.
Gemeenten zitten klem: zij moeten het uiteindelijk uitvoeren
Gemeentebesturen reageren verdeeld. Veel gemeenten willen wel bijdragen aan energiebesparing, maar benadrukken dat zij dagelijks verantwoordelijk zijn voor de leefbaarheid van wijken.
Een wethouder uit
Noord-Brabant zei hierover:
“Wij zijn de eersten die gebeld worden wanneer een lantaarnpaal uit
staat. Mensen voelen het meteen in hun eigen straat. Je kunt dat
niet met één landelijke maatregel oplossen.”
Daarnaast zitten veel gemeenten vast aan:
-
bestaande verlichtingscontracten
-
onderhoudsplannen
-
oude infrastructuur die niet zomaar aangepast kan worden
Een landelijke verplichting zou daarom niet alleen gevoelig liggen, maar ook technisch lastig uitvoerbaar zijn.

De grotere discussie: wie draagt de last van de energietransitie?
Onder de oppervlakte speelt
een bredere vraag:
Wie draagt het meest de
gevolgen van duurzaamheidsmaatregelen?
Burgers zien steeds:
-
hogere energierekeningen
-
strengere regels in huis
-
discussies over zonnepanelen en warmtepompen
-
nu ook mogelijke aanpassingen in de openbare ruimte
Daarbij ontstaat het gevoel dat huishoudens veel moeten inleveren, terwijl grote bedrijven minder zichtbare offers brengen.
Jetten benadrukt dat dit beeld niet klopt en dat het bedrijfsleven juist zware transitie-eisen krijgt opgelegd. Toch blijft het gevoel bestaan dat de balans niet altijd eerlijk voelt—een gevoel dat eerder al opdook in debatten over stikstof, klimaatplannen en woningbouw.

De politieke dimensie: waarom het voorstel gevoelig ligt
In de politiek wordt het voorstel nauwlettend in de gaten gehouden, omdat het raakt aan gevoelige thema’s zoals:
-
veiligheid
-
leefbaarheid
-
energiearmoede
-
vertrouwen in de overheid
Voor oppositiepartijen vormt het voorstel een kans om vragen te stellen over de koers van het klimaatbeleid. Coalitiepartners worstelen juist met de balans tussen ambitie en uitvoerbaarheid.
Er wordt gevreesd dat een maatregel die als “klein en praktisch” wordt gepresenteerd, in de praktijk kan uitgroeien tot een bron van grote maatschappelijke weerstand.

Waar liggen de kansen voor een gezamenlijk plan?
Als er één ding duidelijk is, dan is het dat niemand in Nederland zit te wachten op onveilige situaties. Maar veel Nederlanders zien wél dat energiebesparing gewenst is.
De oplossing lijkt daarom te liggen in een combinatie van:
-
slimme technologie
-
gebiedsgericht maatwerk
-
goede communicatie
-
burgerparticipatie
-
transparante data over effecten en energiewinsten
Een landelijke strategie kan werken — maar alleen als deze rekening houdt met de diversiteit van Nederlandse straten, wijken en inwoners.

Een gesprek dat nog lang niet voorbij is
Het voorstel van Rob Jetten heeft losgemaakt wat veel Nederlanders al langer voelen: de energietransitie schuift steeds dichter naar het persoonlijke domein. Waar het eerst ging over windmolens, CO₂-doelen en internationale afspraken, gaat het nu over de straat waarin je woont en de route die je ’s avonds fietst.
De behoefte aan duidelijkheid, nuance en veiligheid is groter dan ooit.
De komende maanden zullen bepalend zijn voor hoe dit voorstel verder wordt opgepakt. Gemeenten, experts, bewoners en politici zullen hun stemmen laten horen. Want hoe noodzakelijk energiebesparing ook is, de manier waarop dat gebeurt moet passen bij het dagelijks leven van miljoenen Nederlanders.
Wat vind jij?
Moet Nederland slimmer omgaan met verlichting, of is dit een grens
die niet overschreden mag worden?
Praat mee op onze Facebookpagina en deel je mening.