Actueel
Onderzoek wijst uit: Steeds meer elektrische rijders willen terug naar benzineauto
Onderzoek: Steeds meer elektrische rijders willen terug naar benzine – zijn de kosten te hoog geworden?
Waar elektrische auto’s jarenlang werden gezien als dé toekomst van autorijden, ontstaat nu een opvallende tegenbeweging. Uit recent onderzoek blijkt dat een groeiend aantal elektrische rijders overweegt om terug te keren naar een vertrouwde benzineauto. De oorzaak? Het afbouwen van fiscale voordelen, stijgende vaste lasten en onzekerheid over de toekomst van elektrisch rijden.

Van toekomstvisie naar twijfel: de opkomst van de elektrische auto
De afgelopen tien jaar werd elektrisch rijden gepresenteerd als de meest duurzame en innovatieve manier van vervoer. Met royale subsidies, belastingvoordelen en investeringen in laadnetwerken groeide het aantal elektrische voertuigen in Nederland explosief. Zowel particulieren als zakelijke rijders profiteerden van lage bijtelling, vrijstelling van wegenbelasting en een gunstige aanschafregeling.
Maar dat beeld verandert. Nu de overheid geleidelijk de financiële voordelen terugdraait, beginnen veel automobilisten opnieuw naar hun keuzes te kijken.

Cijfers liegen niet: 1 op de 3 overweegt terug te keren naar benzine
Uit een gezamenlijk onderzoek van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Vereniging Elektrische Rijders (VER) en de Rijksuniversiteit Groningen blijkt dat maar liefst 33% van de huidige EV-rijders serieus overweegt om terug te schakelen naar een benzineauto. Kijken we vooruit naar 2030 – het jaar waarin vrijwel alle voordelen voor elektrische auto’s verdwenen zijn – dan stijgt dit percentage zelfs naar 60%.
Aan het onderzoek deden 3.500 elektrische rijders mee, wat het tot een van de meest representatieve studies op dit gebied maakt. De resultaten baren zorgen bij beleidsmakers én autofabrikanten.

Wegvallende belastingvoordelen: financieel voordeel verdwijnt snel
Een van de grootste redenen voor deze twijfel is het wegvallen van belastingvoordelen. Waar EV-rijders tot voor kort volledig waren vrijgesteld van wegenbelasting, is daar sinds begin 2025 verandering in gekomen. Op dit moment betalen eigenaren van elektrische auto’s 25% van de reguliere wegenbelasting. In 2026 wordt dit verhoogd naar 75%, en vanaf 2030 geldt volledige gelijkstelling met benzine- en dieselauto’s.
Op papier lijkt dat eerlijk, maar in de praktijk pakt het voor veel EV-bezitters nadelig uit. Elektrische auto’s zijn door hun zware batterijen vaak zwaarder dan vergelijkbare brandstofmodellen. Hierdoor vallen ze in hogere gewichtsklassen, met bijbehorende hogere belastingen.
Zakelijke markt haakt mogelijk af door bijtelling
Ook zakelijke rijders – jarenlang de drijvende kracht achter de groei van het elektrisch wagenpark – merken de afbouw van voordelen. Waar de bijtelling voor een EV vroeger op 4% lag, is dat percentage in 2025 opgelopen tot 16% over de eerste €30.000, en 22% daarboven. Vanaf 2026 wordt dit nog verder afgebouwd, totdat ook hier volledig fiscaal gelijk wordt getrokken met brandstofauto’s.
Voor veel leaserijders betekent dit dat de maandelijkse kosten voor een elektrische auto flink stijgen. In combinatie met hogere aanschafprijzen, en soms beperkte keuze aan betaalbare modellen, wordt de overstap naar een benzinemodel opnieuw aantrekkelijk.
Elektrische auto’s blijven populair – voorlopig
Ondanks de toenemende twijfel neemt het aantal elektrische auto’s in Nederland voorlopig nog toe. Volgens cijfers van de RAI Vereniging en Bovag was in 2024 ruim 1 op de 4 nieuw verkochte auto’s volledig elektrisch. Toch is er reden tot zorg. De totale autoverkoop daalde, en veel consumenten stellen hun aankoopbeslissing uit vanwege onzekerheid over kosten, subsidieregelingen en gebruiksgemak.
Waar vroeger milieuvriendelijkheid en innovatie doorslaggevend waren, kijken consumenten nu steeds meer naar totale eigendomskosten (TCO): de combinatie van aanschaf, belasting, verzekering, onderhoud en opladen.
Laadinfrastructuur en stroomkosten spelen ook rol
Een ander punt van kritiek betreft het laadnetwerk. Hoewel Nederland internationaal vooroploopt in het aantal laadpunten, is de spreiding niet altijd optimaal. Vooral mensen in appartementen of zonder eigen oprit vinden het lastig om efficiënt op te laden.
Daarnaast is het laden van een elektrische auto door stijgende energietarieven niet altijd goedkoper dan tanken. De fluctuatie in stroomprijzen zorgt voor onzekerheid bij consumenten die juist kozen voor elektrisch rijden vanwege het kostenplaatje.

Toekomst elektrisch rijden: wat staat er op het spel?
De huidige trend roept belangrijke vragen op over de toekomst van elektrisch rijden in Nederland. Enerzijds zijn er ambitieuze klimaatdoelstellingen die vragen om een volledig emissievrij wagenpark in 2035. Anderzijds worden de financiële prikkels die de transitie mogelijk maakten, stapsgewijs afgebouwd.
Zonder een alternatief plan lijkt de groei van het aantal EV’s te stagneren, of zelfs af te nemen. Dat zou haaks staan op de plannen van het kabinet én de Europese Unie.

Wordt de benzineauto opnieuw aantrekkelijk?
Als de kosten voor elektrisch rijden blijven stijgen en de voordelen verdwijnen, ligt het voor de hand dat sommige automobilisten terugkeren naar de benzineauto. Moderne brandstofmodellen zijn zuinig, betrouwbaar en relatief goedkoop in aanschaf. Zeker voor mensen die weinig rijden, of die regelmatig lange afstanden afleggen zonder laadinfrastructuur, blijft de benzineauto een logische keuze.
Een terugkeer naar benzine zou echter funest zijn voor de verduurzaming van het Nederlandse wagenpark. De vraag is of de overheid deze beweging tijdig weet te keren met nieuwe stimuleringsmaatregelen.

Oplossingen: wat kan er wél?
Toch is de situatie niet uitzichtloos. Autofabrikanten investeren wereldwijd miljarden in de ontwikkeling van goedkopere batterijen, snellere laadtijden en betaalbare modellen voor het middensegment. Ook in Nederland wordt gekeken naar nieuwe stimulansen, zoals gerichte subsidies op tweedehands elektrische auto’s of belastingvoordelen voor private lease.
Daarnaast kan het verbeteren van het laadnetwerk – denk aan snelladers op strategische locaties en meer openbare laadplekken – zorgen voor meer gebruiksgemak. En als de stroomprijzen stabiliseren of dalen, wordt laden weer voordeliger dan tanken.

Consumenten staan op een kruispunt
Voor veel automobilisten komt het nu aan op strategisch kiezen: overstappen naar elektrisch, vasthouden aan benzine, of wachten op betere voorwaarden? De komende jaren worden bepalend voor de richting die Nederlandse automobilisten opgaan.
Het is duidelijk dat zonder financiële prikkels de elektrische auto terrein verliest. Willen we als land doorpakken in de energietransitie, dan zal er meer nodig zijn dan mooie woorden. Zowel overheden als marktpartijen moeten opnieuw de balans vinden tussen duurzaamheid, betaalbaarheid en gebruiksgemak.
Conclusie: elektrisch rijden onder druk – tijd voor actie
De aantrekkingskracht van elektrisch rijden staat onder druk. Steeds meer consumenten vragen zich af of het nog wel de beste keuze is, nu de voordelen verdwijnen en de kosten stijgen. Het onderzoek onder 3.500 EV-rijders laat een duidelijke trend zien: zonder financiële prikkels is een terugkeer naar benzine voor velen een reëel scenario.
De toekomst van elektrisch rijden in Nederland hangt af van cruciale beslissingen in de komende jaren. Blijven we inzetten op vergroening met slimme subsidies en infrastructuur? Of laten we de markt het zelf uitzoeken – met het risico dat de transitie vertraagt?
Eén ding is zeker: de elektrische revolutie is nog niet voltooid, en de eindbestemming ligt nog niet vast.

Actueel
Dit zijn de nieuwe strenge regels voor 2026 met contant geld in huis

Contant geld in huis bewaren is de afgelopen jaren weer onderwerp van gesprek geworden. Waar digitaal betalen lange tijd vanzelfsprekend was, zorgen recente pinstoringen, cyberincidenten en zorgen over digitale kwetsbaarheid ervoor dat steeds meer mensen nadenken over een financiële back-up in contanten. Tegelijkertijd blijft het grootste deel van ons betalingsverkeer digitaal verlopen en lijkt cash voor velen iets van vroeger. Juist dat spanningsveld roept vragen op: hoeveel contant geld mag je eigenlijk thuis bewaren, wat zijn de risico’s en waar moet je rekening mee houden?

Waarom contant geld weer aandacht krijgt
De aanleiding is helder. In de afgelopen jaren hebben meerdere landelijke pinstoringen laten zien hoe afhankelijk we zijn geworden van digitale systemen. Supermarkten waar niet afgerekend kan worden, tankstations die tijdelijk sluiten en betaalautomaten die uitvallen: het zijn situaties die veel mensen aan het denken zetten. Contant geld wordt daardoor weer gezien als een vangnet, iets wat zekerheid biedt als digitale betalingen even niet werken.
Daarnaast speelt ook een breder gevoel van onzekerheid mee. Cyberdreiging, geopolitieke spanningen en zorgen over de stabiliteit van systemen maken dat mensen zich willen voorbereiden op uitzonderlijke situaties. Cash voelt tastbaar en betrouwbaar, omdat het niet afhankelijk is van elektriciteit, netwerken of software.

Is er een wettelijk maximum voor cash thuis?
Een van de meest gestelde vragen is of er een maximum bestaat voor hoeveel contant geld je thuis mag bewaren. Het korte antwoord: nee. In Nederland is er geen wet die bepaalt dat je maar een bepaald bedrag in huis mag hebben. Juridisch gezien mag je elk bedrag aan contanten thuis bewaren, zolang het geld op legale wijze is verkregen.
De verwarring ontstaat vaak door fiscale regels. Die gaan niet over wat je mág bezitten, maar over hoe vermogen wordt belast. Contant geld valt namelijk onder je vermogen en moet worden opgegeven bij de belastingaangifte als je boven bepaalde vrijstellingen uitkomt.

Hoe zit het fiscaal precies?
De Belastingdienst beschouwt contant geld als onderdeel van box 3, samen met spaargeld en beleggingen. Er geldt een aparte vrijstelling voor contanten. Voor 2025 ligt die vrijstelling op 661 euro voor alleenstaanden en 1322 euro voor fiscale partners samen. Bedragen boven deze grens tellen mee als vermogen.
Dat betekent overigens niet automatisch dat je belasting betaalt. Of je daadwerkelijk box 3-belasting verschuldigd bent, hangt af van je totale vermogen en de algemene vrijstelling. Pas als je boven die algemene drempel uitkomt, wordt er belasting geheven over een fictief rendement.
Vanaf 2025 rekent de Belastingdienst voor banktegoeden en contant geld met een fictief rendement van 1,44 procent. Over dat veronderstelde rendement betaal je 36 procent belasting. Het gaat dus niet om belasting over het volledige cashbedrag, maar over een theoretische opbrengst.

Hoeveel kun je eigenlijk pinnen?
Wie contant geld wil aanhouden, moet het natuurlijk eerst opnemen. Ook daar gelden regels. Banken hanteren opname- en daglimieten die per bank en per klant kunnen verschillen. Die limieten zijn bedoeld om fraude, diefstal en witwaspraktijken tegen te gaan.
Standaardlimieten liggen vaak rond enkele honderden euro’s per dag, maar kunnen tijdelijk worden verhoogd als je dat aanvraagt. Bij grotere bedragen is het verstandig om vooraf contact op te nemen met de bank. Zo voorkom je dat opnames worden geweigerd of dat er later vragen ontstaan.
Waarom grote cashopnames aandacht trekken
Grote of frequente contante transacties vallen op. Banken zijn verplicht om ongebruikelijke transacties te monitoren in het kader van anti-witwaswetgeving. Dat betekent niet dat je iets fout doet, maar wel dat je mogelijk vragen krijgt over de herkomst of het doel van het geld.
Wie contant geld opneemt voor een duidelijk doel en dit kan uitleggen, heeft doorgaans niets te vrezen. Bonnetjes bewaren en overzicht houden helpt. Onverklaarbare patronen of chaotisch cashverkeer kan juist extra aandacht opleveren.
De risico’s van geld in huis
Contant geld thuis bewaren klinkt veilig, maar brengt duidelijke risico’s met zich mee. Inbraak is de meest voor de hand liggende. Contant geld is niet traceerbaar en bij diefstal vrijwel altijd definitief verdwenen. Ook brand of waterschade kan ervoor zorgen dat het geld verloren gaat.
Daar komt bij dat inboedelverzekeringen contant geld vaak maar beperkt vergoeden. Veel polissen keren maximaal 250 tot 500 euro uit bij verlies of diefstal van cash. Grotere bedragen zijn meestal niet verzekerd, tenzij daar expliciete afspraken over zijn gemaakt.
Een kluis kan het risico verminderen, maar biedt geen volledige garantie. Verzekeraars stellen vaak eisen aan het type kluis, de verankering en de locatie. Bovendien verandert een kluis niets aan fiscale verplichtingen.
Waarom mensen toch een noodbuffer willen
Ondanks de risico’s kiezen veel mensen toch voor een beperkte hoeveelheid contant geld in huis. De belangrijkste reden is praktische zekerheid. Bij storingen of calamiteiten kun je met cash nog steeds essentiële aankopen doen, zoals boodschappen of brandstof.
Adviesorganen benadrukken al langer dat een bescheiden noodvoorraad verstandig kan zijn. Het gaat daarbij niet om grote bedragen, maar om genoeg geld om enkele dagen te overbruggen. Hoeveel dat is, verschilt per huishouden en leefstijl.
Veelgemaakte misverstanden
Een veelgehoorde gedachte is dat “meer beter is”. In de praktijk geldt vaak het tegenovergestelde. Hoe meer contant geld je bewaart, hoe groter het risico en hoe minder het bijdraagt aan extra veiligheid. Een paar dagen aan basisuitgaven is meestal voldoende.
Ook vergeten mensen soms dat contant geld geen rendement oplevert en bij inflatie zelfs aan waarde verliest. Het is dus geen spaarvorm, maar een noodvoorziening.
Praktische tips voor wie cash bewaart
Wie besluit contant geld in huis te houden, doet er goed aan dit zorgvuldig te doen. Bewaar het op een discrete plek, deel de informatie met zo min mogelijk mensen en leg het niet samen met belangrijke documenten zoals paspoorten. Houd daarnaast administratief bij wanneer en waarom het geld is opgenomen.
Fiscaal gezien is transparantie belangrijk. Geef het bedrag op als het boven de vrijstelling uitkomt. Verzwijgen levert meer risico dan voordeel op.
De nuchtere middenweg
Contant geld is geen wondermiddel en ook geen overblijfsel uit een ver verleden. Het is een hulpmiddel voor uitzonderlijke situaties. Juridisch mag het, fiscaal zijn er duidelijke spelregels en praktisch zijn er risico’s die niet genegeerd mogen worden.
Wie kiest voor een bescheiden, goed opgeborgen noodbuffer en zich houdt aan de regels, combineert rust met realisme. Uiteindelijk draait het niet om de vraag of contant geld goed of slecht is, maar om wat past bij jouw situatie en gevoel van zekerheid.
