Actueel
Maxime Meiland denkt ein-de-lijk peperdure villa te hebben verkocht, maar dan gebeurt er dit!
Maxime Meiland zet peperdure villa in de uitverkoop: worsteling op de huizenmarkt
De huizenmarkt mag dan voor sommige verkopers gunstig zijn, voor Maxime Meiland en haar partner Leroy Molkenboer blijkt het verkopen van hun luxe villa een enorme uitdaging. Al ruim een jaar probeert het stel hun droomhuis van de hand te doen, maar kopers lijken niet bepaald in de rij te staan.
Ooit kochten ze de woning vol enthousiasme voor een fors bedrag van 2.175.000 euro, met een hypotheek van 2,2 miljoen euro. Nu, na maanden van tegenslagen en prijsverlagingen, zit het stel met de handen in het haar. Hoe heeft het zo ver kunnen komen, en waarom blijft de verkoop zo moeizaam verlopen?
Villa te koop, maar geen kopers te vinden
Toen Maxime en Leroy hun exclusieve villa in 2023 aanschaften, leek het een investering voor de toekomst. De woning, gelegen in een prachtige omgeving, moest hun ultieme gezinswoning worden. Maar al snel werd duidelijk dat er meer haken en ogen aan het huis zaten dan ze aanvankelijk dachten.
Eind 2023 besloten ze hun villa toch te verkopen, met een initiële vraagprijs van 2,2 miljoen euro. Gezien de huidige huizenprijzen leek dat geen onrealistisch bedrag, maar de praktijk bleek weerbarstiger. Maandenlang kwamen er amper biedingen binnen, en het huis bleef onverkocht op de markt staan.
Volgens experts heeft de hoge vraagprijs hier een belangrijke rol in gespeeld. Makelaar Alex van Keulen, bekend van het programma Kopen Zonder Kijken, licht toe:
“Voor dit bedrag kun je tegenwoordig een moderne villa kopen met energielabel A, die volledig duurzaam is en nauwelijks onderhoud vergt. Kopers in deze prijsklasse willen kwaliteit en comfort, en dit huis kan daar simpelweg niet aan tippen.”
Achterstallig onderhoud en slecht energielabel
Naast de fors hoge vraagprijs, blijken ook de staat van de woning en het energielabel een probleem. De villa heeft achterstallig onderhoud, waardoor kopers extra investeringen moeten doen om het huis naar hedendaagse maatstaven te brengen.
Daar komt bij dat het huis een energielabel G heeft – het slechtste energielabel dat een woning kan krijgen. Dit betekent dat de villa slecht geïsoleerd is, veel energie verbruikt en hoge maandlasten met zich meebrengt.
In een tijd waarin duurzaamheid steeds belangrijker wordt, is zo’n energielabel een dealbreaker voor veel potentiële kopers. Niemand wil een huis kopen dat binnen een paar jaar verplicht verduurzaamd moet worden, met alle bijkomende kosten van dien.
Prijsverlaging: van 2,2 miljoen naar 1,95 miljoen euro
Na maandenlang zonder succes, zagen Maxime en Leroy geen andere optie dan de vraagprijs van hun villa te verlagen. Eerst werd er een kleine korting gegeven van 75.000 euro, maar toen dat niet genoeg bleek, werd besloten om de prijs met maar liefst 2,5 ton te laten zakken.
Momenteel staat het huis te koop voor 1.950.000 euro. Een flinke prijsverlaging, maar nog altijd een fors bedrag. Het betekent ook dat het stel mogelijk een verlies van 250.000 euro zal moeten incasseren.
Daarnaast hebben ze ook nog eens tienduizenden euro’s geïnvesteerd in het verduurzamen van de woning. Zo zijn er zonnepanelen geplaatst en is het zwembad voorzien van een warmtepomp om het huis aantrekkelijker te maken voor kopers.
Maar of deze maatregelen voldoende zijn om de villa te verkopen, blijft de grote vraag.

Problemen met de locatie
Behalve de hoge kosten en het slechte energielabel, heeft de woning nóg een uitdaging: de ligging.
Hoewel de omgeving op het eerste gezicht prachtig lijkt, bevindt de villa zich aan een drukke weg. Dit betekent veel verkeerslawaai, wat niet bepaald aantrekkelijk is voor kopers in deze prijsklasse.
In het luxesegment verwachten kopers rust en privacy. Niemand wil een miljoenenwoning kopen om vervolgens dagelijks het lawaai van voorbijrazend verkeer te moeten horen.
Dit verklaart mogelijk waarom er tot nu toe geen serieuze biedingen zijn binnengekomen, ondanks de prijsverlaging en verduurzamingspogingen.

Erica Meiland hint op verkoop, maar onzekerheid blijft
Vorige week liet Erica Meiland doorschemeren dat er mogelijk een koper is gevonden voor de villa van Maxime en Leroy. Dit nieuws zorgde kortstondig voor opluchting, maar inmiddels is er nog steeds geen definitieve bevestiging.
Volgens de gegevens van het kadaster is er namelijk nog geen verkoop geregistreerd. Dit kan erop wijzen dat de potentiële koper zich tijdens de bedenktijd heeft teruggetrokken of dat er nog onderhandelingen gaande zijn.
Tot er een definitief koopcontract ligt, blijft de situatie zorgwekkend voor Maxime en Leroy.
Maandelijkse hypotheeklasten lopen op
Ondertussen tikken de kosten gewoon door. Met een hypotheek van 2,2 miljoen euro, bedraagt de maandelijkse hypotheeklast naar schatting ruim 14.000 euro.
Zolang de villa niet verkocht is, blijft dit bedrag een zware financiële last voor het stel.
Hoewel Maxime en Leroy ongetwijfeld goed verdienen met hun televisiewerk en andere projecten, is het begrijpelijk dat ze de woning zo snel mogelijk willen verkopen.
Elke maand dat het huis langer op de markt staat, betekent een extra kostenpost en mogelijk nog meer financiële schade.
Toekomst blijft onzeker: lukt het om de villa te verkopen?
De vraag blijft of Maxime en Leroy erin slagen hun villa binnen afzienbare tijd te verkopen. Hoewel ze er alles aan hebben gedaan om het huis aantrekkelijker te maken – van prijsverlagingen tot verduurzaming – zijn er nog steeds obstakels die een snelle verkoop in de weg kunnen staan.
Het energielabel, de ligging en het initiële hoge prijskaartje hebben de verkoop buitengewoon lastig gemaakt.
Zal een koper zich alsnog melden? Of blijven Maxime en Leroy nog maandenlang vastzitten aan deze miljoenenwoning?
Één ding is zeker: het huizenavontuur van de Meilandjes is nog lang niet afgelopen. Blijf de ontwikkelingen volgen om te zien hoe dit verhaal eindigt.
Actueel
Nieuw plan Rob Jetten roept enorme weerstand op in het hele land: ”Waar stopt dit”

Rob Jetten wil straatverlichting dimmen: waarom zijn voorstel zoveel losmaakt in Nederland
Het debat over energie, duurzaamheid en de toekomst van ons stroomnet bereikt steeds vaker de dagelijkse leefomgeving van Nederlanders. Waar de energietransitie lange tijd draaide om grote windparken, zonnepanelen en internationale klimaatdoelen, schuift die discussie nu steeds zichtbaarder richting maatregelen die bewoners direct raken. Een van de meest besproken voorstellen van dit moment komt van D66-leider Rob Jetten, die onlangs opperde om in heel Nederland de straatverlichting in de avonduren te dimmen of op rustige momenten zelfs (deels) uit te schakelen.

De gedachte daarachter is volgens Jetten eenvoudig: als Nederland slimmer met energie omgaat, kunnen we het overbelaste stroomnet ontlasten en tegelijkertijd het bewustzijn vergroten over ons eigen energieverbruik. Maar wat voor de één klinkt als een praktische stap in een groter duurzaamheidsplan, voelt voor de ander als een directe aantasting van veiligheid, leefbaarheid en comfort.
Het voorstel leidde binnen enkele uren tot een vloedgolf aan reacties. Zowel online als in lokale gemeenteraden werd fel gediscussieerd over de vraag: kan je zomaar het licht in de openbare ruimte terugschroeven?
In deze uitgebreide analyse zetten we de achtergronden, reacties, zorgen én mogelijke oplossingen op een rij.

Waarom straatverlichting volgens Jetten op tafel ligt
Rob Jetten, die zich tijdens zijn politieke loopbaan heeft ontpopt tot een van de meest zichtbare voorstanders van een duurzame toekomst, benadrukt dat Nederland op een belangrijk kruispunt staat. De vraag naar elektriciteit stijgt razendsnel, onder meer door de groei van elektrische auto’s, warmtepompen, datacenters en industrieën die overstappen op elektrisch produceren.
Het stroomnet raakt daardoor steeds voller. Op sommige plekken zijn er al wachtlijsten voor bedrijven, sportclubs en woningprojecten die willen aansluiten.
Volgens Jetten is het daarom noodzakelijk om te kijken waar op korte termijn ruimte gecreëerd kan worden:
-
zonder ingewikkelde procedures,
-
zonder miljardeninvesteringen,
-
en zonder ingrijpende verbouwingen.
Openbare verlichting vormt daarbij een interessant puzzelstuk. In Nederland staan ruim 3,5 miljoen lichtmasten, die samen verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van het energiegebruik van gemeenten.
Dat betekent volgens Jetten niet dat het licht overal en altijd uit moet. Hij pleit voor slimme verlichting: fel waar nodig, gedimd waar mogelijk.

“Het gaat niet om besparen om het besparen,” benadrukte hij. “Het gaat om bewust omgaan met energie op momenten dat het net overbelast is.”
Hij wijst erop dat veel gemeenten al experimenteren met sensoren, dimschema’s en energiezuinige LED-verlichting. In sommige dorpen gaat het licht automatisch feller branden zodra er iemand langsloopt; op andere plekken wordt verlichting ’s nachts al deels gedimd.
Toch vindt Jetten dat dit niet langer afhankelijk mag zijn van individuele gemeenten: er moet een landelijke strategie komen.

De zorgen van burgers: ‘Een donkere straat voelt niet veilig’
Waar Jetten vooral kijkt naar duurzaamheid en het efficiënt inzetten van energie, klinkt bij veel Nederlanders een heel andere zorg: veiligheid.
1. Onveiligheidsgevoel
Vooral vrouwen, ouderen en ouders van tieners spreken zich daar duidelijk over uit. Donkere straten worden al snel geassocieerd met onoverzichtelijke situaties, minder zicht en een groter gevoel van kwetsbaarheid.
Het gaat daarbij niet alleen om daadwerkelijke risico’s, maar vooral om het gevoel dat ontstaat wanneer een buurt minder verlicht is.
“Je voelt je gewoon minder
prettig in het donker,” schrijft een gebruiker op X.
“Hoe leg ik mijn dochter van 15 uit dat ze voortaan door donkere
straten naar huis moet fietsen?”
2. Verkeersveiligheid
Verkeersdeskundigen wijzen daarnaast op de gevaren van te weinig licht op:
-
rotondes
-
kruispunten
-
fietspaden
-
oversteken
-
landelijke wegen zonder vangrails
Nederland is een fietsland, en goede zichtbaarheid is een belangrijk onderdeel van verkeersveiligheid. Vooral in de herfst- en wintermaanden, wanneer veel scholieren vroeg vertrekken en laat thuiskomen, kan dimmen volgens experts tot verwarrende of gevaarlijke situaties leiden.
Een verkeersonderzoeker uit
Utrecht verwoordde het zo:
“Het is een begrijpelijke maatregel vanuit energiebesparing, maar
we moeten ontzettend voorzichtig zijn. Je wilt geen risico dat te
voorkomen was.”
Is de energiewinst wel zo groot?
Een andere lijn van kritiek richt zich op de vraag of deze maatregel überhaupt veel oplevert. Straatverlichting zou volgens sceptici maar een klein deel zijn van het totale energieverbruik in Nederland.
Critici noemen het daarom symboolpolitiek: zichtbaar, maar niet substantieel.
Waarom, zo vragen zij, ligt de focus op:
-
gezinnen,
-
woonwijken,
-
dorpen en steden,
terwijl energie-intensieve sectoren zoals industrie, datacenters, agrarische bedrijven en luchtvaart minder vaak onderwerp zijn van dergelijke maatregelen?
De kritiek komt neer op één
vraag:
Wordt de
verantwoordelijkheid eerlijk verdeeld?
Jetten reageerde daarop door te zeggen dat de energietransitie een gezamenlijke inspanning is, waarbij zowel grote als kleine maatregelen bijdragen aan het geheel.
Experts vragen om nuance: niet overal hoeft het licht aan te blijven
Hoewel veel Nederlanders moeite hebben met het voorstel, klinkt er ook constructieve feedback.
Locatiegebonden verlichtingsplannen
Steeds meer experts pleiten voor een gebiedsgerichte aanpak. Niet elke straat hoeft dezelfde hoeveelheid licht. Mogelijke plekken waar dimmen wél verantwoord kan zijn:
-
lege parkeerplaatsen na 22.00 uur
-
industrieterreinen buiten werktijden
-
fietspaden met sensoren die licht aanzetten bij beweging
-
sportcomplexen die ’s nachts gesloten zijn
-
parken waar geen doorstroom is
Deze aanpak wordt in delen van Duitsland en Scandinavië al toegepast.
Slimme technologie als alternatief
Nederland loopt technisch voorop en beschikt over:
-
LED-lampen die 90% minder energie verbruiken dan oude lampen
-
sensoren die licht automatisch laten oplichten bij beweging
-
slimme lantaarnpalen die onderling communiceren
Volgens ingenieurs is het zelfs mogelijk om verlichting volledig te laten reageren op het aantal voorbijgangers, de verkeersdrukte en weersomstandigheden.
De vraag is dus niet óf er bespaard kan worden, maar hoe dat kan zonder dat mensen zich onveilig voelen.
Gemeenten zitten klem: zij moeten het uiteindelijk uitvoeren
Gemeentebesturen reageren verdeeld. Veel gemeenten willen wel bijdragen aan energiebesparing, maar benadrukken dat zij dagelijks verantwoordelijk zijn voor de leefbaarheid van wijken.
Een wethouder uit
Noord-Brabant zei hierover:
“Wij zijn de eersten die gebeld worden wanneer een lantaarnpaal uit
staat. Mensen voelen het meteen in hun eigen straat. Je kunt dat
niet met één landelijke maatregel oplossen.”
Daarnaast zitten veel gemeenten vast aan:
-
bestaande verlichtingscontracten
-
onderhoudsplannen
-
oude infrastructuur die niet zomaar aangepast kan worden
Een landelijke verplichting zou daarom niet alleen gevoelig liggen, maar ook technisch lastig uitvoerbaar zijn.

De grotere discussie: wie draagt de last van de energietransitie?
Onder de oppervlakte speelt
een bredere vraag:
Wie draagt het meest de
gevolgen van duurzaamheidsmaatregelen?
Burgers zien steeds:
-
hogere energierekeningen
-
strengere regels in huis
-
discussies over zonnepanelen en warmtepompen
-
nu ook mogelijke aanpassingen in de openbare ruimte
Daarbij ontstaat het gevoel dat huishoudens veel moeten inleveren, terwijl grote bedrijven minder zichtbare offers brengen.
Jetten benadrukt dat dit beeld niet klopt en dat het bedrijfsleven juist zware transitie-eisen krijgt opgelegd. Toch blijft het gevoel bestaan dat de balans niet altijd eerlijk voelt—een gevoel dat eerder al opdook in debatten over stikstof, klimaatplannen en woningbouw.

De politieke dimensie: waarom het voorstel gevoelig ligt
In de politiek wordt het voorstel nauwlettend in de gaten gehouden, omdat het raakt aan gevoelige thema’s zoals:
-
veiligheid
-
leefbaarheid
-
energiearmoede
-
vertrouwen in de overheid
Voor oppositiepartijen vormt het voorstel een kans om vragen te stellen over de koers van het klimaatbeleid. Coalitiepartners worstelen juist met de balans tussen ambitie en uitvoerbaarheid.
Er wordt gevreesd dat een maatregel die als “klein en praktisch” wordt gepresenteerd, in de praktijk kan uitgroeien tot een bron van grote maatschappelijke weerstand.

Waar liggen de kansen voor een gezamenlijk plan?
Als er één ding duidelijk is, dan is het dat niemand in Nederland zit te wachten op onveilige situaties. Maar veel Nederlanders zien wél dat energiebesparing gewenst is.
De oplossing lijkt daarom te liggen in een combinatie van:
-
slimme technologie
-
gebiedsgericht maatwerk
-
goede communicatie
-
burgerparticipatie
-
transparante data over effecten en energiewinsten
Een landelijke strategie kan werken — maar alleen als deze rekening houdt met de diversiteit van Nederlandse straten, wijken en inwoners.

Een gesprek dat nog lang niet voorbij is
Het voorstel van Rob Jetten heeft losgemaakt wat veel Nederlanders al langer voelen: de energietransitie schuift steeds dichter naar het persoonlijke domein. Waar het eerst ging over windmolens, CO₂-doelen en internationale afspraken, gaat het nu over de straat waarin je woont en de route die je ’s avonds fietst.
De behoefte aan duidelijkheid, nuance en veiligheid is groter dan ooit.
De komende maanden zullen bepalend zijn voor hoe dit voorstel verder wordt opgepakt. Gemeenten, experts, bewoners en politici zullen hun stemmen laten horen. Want hoe noodzakelijk energiebesparing ook is, de manier waarop dat gebeurt moet passen bij het dagelijks leven van miljoenen Nederlanders.
Wat vind jij?
Moet Nederland slimmer omgaan met verlichting, of is dit een grens
die niet overschreden mag worden?
Praat mee op onze Facebookpagina en deel je mening.



